De motie Red het Sterrebos is een ultieme poging om een stukje natuur, waar we toch al zo weinig van hebben in deze verstedelijkte gemeente, van de ondergang te behoeden.
Een ondergang waar wij in redelijkheid vrede mee kunnen hebben, op het moment dat de uitbreidingsplannen van VDL Nedcar een realistisch haalbaar gehalte krijgen. Het behoud van werkgelegenheid voor duizenden mensen mag daarvoor niet wijken, laat daarover geen misverstand bestaan.
Als die uitbreidingsplannen op los zand zijn gebaseerd, dan mag je – nee dan moet je – daar nog eens grondig bij stil staan. Bedenk hierbij de conjunctuurgevoeligheid van de automotive industrie, en het sterk veranderde wereldbeeld als gevolg van de Corona-pandemie. Onzekerheid troef dus.
En met alle onzekerheden in het achterhoofd, is het dan redelijk en logisch, dat er op voorhand tot bomenkap wordt overgegaan?
Wat GroenLinks betreft is het antwoord op die vraag volmondig NEE.
En wij stonden in die opvatting niet alleen.
Ik herinner u eraan, dat tijdens het zomerreces gemeenteraad en college nog op één lijn zaten, en iedereen het volstrekt onlogisch vond, om op een wankele economisch basis op voorhand natuur op te offeren.
Reden waarom het college, tot grote voldoening van de raad, een zienswijze indiende bij de Provincie waarin die belangrijke alsdan voorwaarde werd opgenomen.
Ik citeer uit de brief aan Gedeputeerde Staten van 25 augustus 2020:
Verzoek:
Aan de ontwerp-omgevingsvergunning een dusdanig voorschrift en/of voorwaarde te verbinden dat het risico op onnodige kap van het Sterrebos en de bomenrij van de Kleine Allee (die beiden onderdeel zijn van het rijksmonumentale landgoed Wolfrath) kan worden voorkomen. Tevens vragen wij u om dit belang als zodanig ook in de toelichting van het PIP op te nemen.
Wat er de daaropvolgende maanden precies gebeurt is, onttrekt zich aan onze waarneming. Feit is wel, dat het College op 8 oktober een aanvullende zienswijze indient, waarin de eerdere stellingname wordt afgezwakt. Ik citeer:
Ons is duidelijk geworden dat er op basis van ecologische regelgevingen slechts een beperkt aantal weken in een jaar bomenkap toegestaan is. Indien deze bomenkap passeert levert dit 1 jaar vertraging op. Het al dan niet kunnen kappen van deze bomen kan daarmee breekpunt zijn bij onderhandelingen met potentiële opdrachtgevers.
Afgezien van het feit, dat de raad niet betrokken is bij deze aanvullende zienswijze, vinden wij het op zijn minst twijfelachtig, waarom tot deze move werd besloten.
Voortschrijdend inzicht, zult u wellicht beweren, maar daarvoor is de argumentatie te dun, sterker nog: flinterdun.
Zoals bijvoorbeeld ten aanzien de bomenkap: als er gedurende 12 weken per jaar – van half augustus tot eind oktober – kan worden gekapt, dan is het toch een kwestie van zorgvuldig plannen, om niet geconfronteerd te hoeven worden met vertraging?
En als er dan al vertraging zou optreden, dan is daarmee niet – zoals gesteld – een jaar gemoeid, maar in het meest negatieve scenario 40 weken. Het is echter reëler om te stellen, dat de vertraging tussen de 0 en 40 weken kan belopen. En daarmee is het geschetste beeld, als zouden potentiële klanten worden afgeschrikt, ongenuanceerd en vooral een toeredeneren naar de gewenste uitkomst. Met hetzelfde gemak kun je de redenering volgen, dat er eventueel rekening moet worden gehouden met vertraging, maar dat dit niet onoverkomelijk is. Zeker als je dat afzet tegen een traject dat meerdere jaren in beslag neemt.
Wij vinden dus dat het college te gemakkelijk het hoofd in de schoot heeft gelegd. De eerder uitgebrachte zienswijze was niet alleen de wens van de raad, maar ook een alleszins redelijk uitgangspunt om niet lichtzinnig de natuur te onderwerpen aan onzeker economisch wensdenken.
Wij vinden dat er derhalve alle reden is, om via de bestuursrechter te trachten het onzinnige besluit om het Sterrebos bij voorbaat te kappen, aan te vechten.