Ik doel dan op twee elementen ervan: de financiële armslag en de inhoudelijke uitwerking. Ik zal er kort op terugblikken.
Ten eerste hebben wij ons kritisch getoond over de conclusie, dat er geen financiële ruimte zou zijn om uitvoering te geven aan de moties die aansporen tot verlaging van de lokale lasten. Nu er extra middelen vanuit het Rijk beschikbaar komen, lijkt die ruimte alsnog te ontstaan. Het memo van het college en de toezegging van de wethouder zijn voor ons voldoende garantie, dat wij een nadere uitwerking hiervan tegemoet kunnen zien. Een uitwerking, waarbij meerdere scenario’s worden geschetst, en die de raad iets te kiezen geeft.
Op inhoud hadden we aanvankelijk wat hogere verwachtingen. De verleiding was groot, om gewoontegetrouw meer concreet invulling te willen geven aan de kadernota. De nieuwe manier van werken, waarbij meer dan tot op heden aansluiting wordt gezocht bij de ontwikkelingen in de samenleving, vraagt van ons in deze fase een zekere terughoudendheid. De brief van het college, waarin de rol van de participatieve overheid wordt geschetst, maakt dat nog eens helder en duidelijk. Wij zijn het met die lijn dan ook van harte eens.
Ik herhaal graag mijn conclusie, dat wij zeer ingenomen zijn met het richtinggevend kader voor de uitwerking van de begroting 2022.
Aan de hand van vijf ontwikkelpaden wordt uitvoering gegeven aan de opgaven en speerpunten, met een directe relatie naar de global goals. Als daarnaast duurzaamheid en inclusie expliciet worden benoemd, dan wordt voor GroenLinks een droom werkelijkheid.
Een toekomst met gelijke kansen voor iedereen, een toekomst gebaseerd op vertrouwen, en een toekomst met een elkaar versterkende en verbindende samenleving.