In de commissievergadering DIWZ van 16 oktober zijn de beleidsplannen en verordeningen voor de decentralisaties van de jeugdzorg en WMO behandeld. Per 1 januari 2015 wordt de gemeente namelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van o.a. de jeugdzorg, de thuiszorg en de participatiewet. Dit gaat bovendien gepaard met forse bezuinigingen. Hier kunt u de bijdrage van GroenLinks raadslid Math De Loo in de commissievergadering lezen.
Voorzitter, In mijn bijdrage wil ik eerst ingaan op het proces, daarna een aantal algemene opmerkingen over de decentralisaties, om tenslotte op de afzonderlijke beleidsplannen en verordeningen in te gaan.
Welnu, wat het proces betreft: Tot mijn spijt moet ik beginnen met vast te stellen, dat voor de tweede opeenvolgende maal de raadscommissie op een schreeuwend laat moment in positie is gebracht om haar werk te kunnen doen. L’histoire se répète. De nare smaak van het cultuurbedrijf is nog niet weggetrokken, en we worden alweer geconfronteerd met een aanbiedingstijdstip wat moeilijk te verteren valt. De toch al overvolle raadsagenda van november beleeft een historisch, maar hopelijk slechts eenmalig hoogtepunt, door stapeling van de programmabegroting 2015, de 2e ProgrammaRapportage van 2014 en de zware dossiers van de decentralisaties. Weliswaar zijn de termijnen zoals vastgelegd in de verordening net gehaald, maar had het niet voor de hand gelegen, om in deze raadscyclus positief te willen afwijken van die termijnen ten gunste van een zorgvuldige voorbereiding en behandeling in fractie en commissie?
Daar komt nog bij, dat pas vorige week het lijvige stuk van de inspraaknotities beschikbaar is gekomen, welke een onmisbaar geheel vormt bij de beoordeling van de beleidsplannen. Het kan en mag fracties dan ook niet worden tegengeworpen, als er wellicht nog liggende punten in de raadsvergadering aan bod komen, die niet tijdig een weg hebben gevonden voor deze commissie.
Als excuus zou kunnen worden aangevoerd, dat de wetgever zo lang op zich heeft laten wachten, en dat de beleidsnotities niet eerder rijp waren voor beschikbaarstelling. Ik zou dan toch willen pleiten voor tijdigheid, in plaats van juistheid. Ook als een beleidsnotitie nog niet helemaal is afgerond op alle punten en komma’s, dan kan zij zich toch prima lenen voor behandeling. (Voorbeeld pag. 64 Beleidsplan Jeugdhulp: wordt als mogelijke acties vermeld, om direct na de verkiezingen in overleg met de nieuwe wethouder het beleidsplan te gaan ontwikkelen).
Voorzitter, dan nu ter zake. Den Haag heeft een dramatische bezuiniging over ons uitgestort, mogen de decentralisaties in de kern nog iets goeds in zich dragen (zorg korter bij de burger organiseren), de financiële taakstelling is een schier onmogelijke opgave voor de gemeentes. Ook het CDA landelijk, ik kijk onze wethouder even aan, heeft geconcludeerd, dat het budget voor deze giga-operatie absoluut tekortschiet. Proberen te redden wat er te redden valt: van verzorgingsstaat naar een “zoek het je maar uit-overheid” ; een ongekend ingrijpende reorganisatie, die ook nog eens op een onmogelijk korte termijn moet worden uitgevoerd! Wij hopen dat de wethouder zich tenminste door haar eigen partij gesteund weet, om de kille bezuinigingen enige warmte mee te geven. In elk geval zal GroenLinks zich maximaal inspannen, om waar mogelijk de pijn en het menselijk leed te verzachten. Helaas voor de rekenliniaalfetisjisten: Ons motto blijft onverkort: “Het gaat om mensen, en niet om cijfers”.
De voorbije maanden hebben veel gevergd van de ambtelijke organisatie, veel werk moest in korte tijd worden verzet. Chapeau voor al diegenen, die zich een end in de rondte hebben gewerkt. Op de laatste themasessie over de decentralisaties hebben wij mogen ervaren, dat ook de ambtenaren, waarvan enkele ook nu hier aanwezig zijn, een grote mate van betrokkenheid aan de dag leggen. Ook daarvoor alle lof. De voorbije maanden waren ook hectisch voor alle bij de decentralisaties betrokken belangenorganisatie, die - zomervakantie of niet - geacht werden om binnen de zes weken gelden inspraaktermijn hun zienswijzen kenbaar te maken. En wij mogen met zijn allen vaststellen, dat zij zich op buitengewoon krachtige wijze van hun taak hebben gekweten. De ingebrachte zienswijze waren zeer waardevol, dank voor die inzet en vooral ook voor het op waardige wijze vertegenwoordigen van de achterban.
In aanvulling daarop is wederom een compliment aan de ambtenaren op zijn plaats. Na beoordeling van de inspraakreacties en het daarop afgegeven commentaar is gebleken, dat er zeer gedegen te werk is gegaan bij de verwerking van die zienswijzen: veel is overgenomen en daarmee kan aan de nu voorliggende beleidsplannen een zekere mate van draagvlak in de samenleving worden toegekend. Dat laat onverlet, dat er natuurlijk nog veel te wensen is. Dat verklaart ook, dat er vanavond veel gebruik is gemaakt van het inspraakrecht. Vanaf deze plaats wil ik de insprekers danken voor hun bijdrage, en de extra stof tot nadenken die zij ons hebben meegegeven. Zowel vandaag in deze commissie, als in de aanloop naar de raadsvergadering, zullen wij daar in het belang van onze burgers, ons voordeel mee doen.
Voorzitter, dan kom ik nu toe aan de bespreking van de decentralisaties in zijn algemeenheid. in de beleidsnotities wordt herhaaldelijk als streefdoel aangegeven, dat de gemeente Sittard-Geleen bovengemiddeld wil presteren. Dat is onze gemeente niet alleen aan haar reputatie verplicht, maar vooral aan haar inwoners die aangewezen zijn op een van de voorliggende voorzieningen. In dat verband twee vragen aan de wethouder: Ten eerste, vinden die bovengemiddelde prestaties ook een basis in een royale plus ten opzichte van de modelverordening van de VNG? (Ervan uitgaande dat de modelverordening vooral het goede gemiddelde probeert te benaderen). Ten tweede, in hoeverre kan er sprake zijn van bovengemiddelde prestaties, zonder dat daarvoor extra middelen worden vrijgemaakt? In welke mate is de wethouder bereid, om het principe “Trap op, trap af” hiervoor los te laten?
De beleidsnotities staan vol van goede intenties, maar er zijn ook nog de nodige open eindjes. Hoezeer moeten wij straks “in de handen knijpen” en “ogen dichthouden”, in de hoop op de goede afloop? Wij willen graag vertrouwen geven, maar willen ook zekerheden. Kan de wethouder ons hiervoor handreikingen doen? Wij geven maar alvast mee, dat wij niet willen volstaan met enkel een verwijzing naar de P&C-momenten.
In het verlengde daarvan moet gezegd, dat de beleidsplannen voor de tweede fase nog weinig concreet zijn. Wat mogen wij verwachten na de transitiefase, met name ook wat betreft de onderlinge samenhang en integraliteit van de drie beleidsterreinen? Hoe wordt de raad in positie gebracht, om bij elke vervolgstap in het transformatieproces haar kaderstellende rol te kunnen vervullen? De wethouder heeft eerder ook aangekondigd een klankbordgroep in het leven te willen roepen om het proces meer raadsnabij vorm te geven. Wat is daarvan de stand van zaken?
In de verordening Jeugdhulp is sprake van een vertrouwenspersoon, (Artikel 9) Kan de inrichting van een vertrouwensfunctie niet ook nuttig zijn voor de overige decentralisaties? Daarnaast zou er gedacht kunnen worden aan de inrichting van een laagdrempelige, onafhankelijke, ombudsfunctie op het gebied van zorg, jeugd en arbeidsparticipatie. Burgers zouden hier terecht moeten kunnen, als zij ontevreden zijn over de behandeling vanuit de gemeente of over de behandeling zoals die wordt verstrekt door zorgaanbieders. Tevens zouden zij hier suggesties ter verbetering kunnen doen. Hoe staat de wethouder hier tegenover?
Voorzitter, de zorg dient voor iedereen toegankelijk te zijn. Het kan nooit de bedoeling van de decentralisaties zijn geweest, dat mensen in complexe situaties door een opeenstapeling van effecten, de zorgkosten boven het hoofd zien groeien. Aan de ene kant valt inkomen weg onder invloed van de Participatiewet, aan de andere kant nemen de kosten van voorzieningen van de zorgvrager toe, door toedoen van de Wmo, de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg. Het is letterlijk broodnodig, dat er een vangnet wordt gecreëerd voor dit soort situaties. Een oproep aan de wethouder, om hier zo nodig aanvullend beleid tot stand te brengen.
Voorzitter, van de burger wordt verwacht dat hij zich maximaal inspant, om zijn leven zo veel mogelijk zelfstandig te leiden. Tegelijkertijd vraagt de participatiemaatschappij dat deze burger zich ook het lot van zijn omgeving en medemensen aantrekt en zich als een sociaal wezen gedraagt….De overheid is nog slechts op de achtergrond aanwezig. Echter, diezelfde overheid zou zich actief moeten opstellen, op het moment dat zich breed gedragen initiatieven vanuit de samenleving aandienen. Er zijn veel creatieve talenten, wiens ideeën het verdienen om door de overheid te worden ondersteund. Dat zou niet mogen sneuvelen als gevolg van te weinig draagkracht of gebrek aan financiële middelen. Tijdens de kamerbehandeling is dit Right to Challenge opgepakt en heeft het een wettelijk basis gekregen. Hoe denkt de wethouder hieraan uitvoering te geven, en is zij bereid om specifiek voor dit doel budget vrij te maken?
Tenslotte vraag ik bijzondere aandacht voor het aspect van de voorlichting: het informeren van onze inwoners, zorgvragers en mantelzorgers. Het is een complexe materie , die veel onrust en onzekerheid heeft veroorzaakt. Mensen weten niet meer waar ze aan toe zijn, en raken helemaal de weg kwijt als zij in gesprek raken met familie en kennissen die in een andere gemeente wonen. Iedere gemeente heeft immers zijn eigen spelregels.
Voorzitter, dan kom ik nu toe aan de bespreking van de afzonderlijke beleidsplannen en de verordeningen.
Beleidsplan en verordeningen Wmo
Zekerheden die de gemeente zoekt (het op orde houden van het huishoudboekje). vertalen zich veelal in ONzekerheden voor de burger: aan de ene kant de onzekerheid bij de zorgprofessional (houd ik mijn baan of kom ik op straat te staan?) en anderzijds de onzekerheid bij de zorgvrager (houd ik mijn hulp. of moet ik nog meer inleveren op de kwaliteit van leven?) Hoe kunnen we die onzekerheden bij de burger wegnemen? Via acties als Red de Zorg is de noodklok geluid en ook door Abvokabo/FNV is vandaag weer aandacht gevraagd voor de positie van de thuiszorg. Behalve het aspect van de werkgelegenheid, wordt ook nadrukkelijk gewezen op het afbreukrisico. De thuiszorgers vervullen een niet te onderschatten signaalfunctie, en vormen vaak een onmisbare schakel in het goed functioneren van de mantelzorg. Zó zullen de beleidsmakers het nog niet hebben benaderd: thuiszorg als middel voor kostenbeheersing. Graag een reactie van de wethouder.
Voorzitter, van de zojuist genoemde mantelzorger wordt veel, zo niet té veel verwacht. Het lijkt erop, dat Den Haag de huidige omvang van mantelzorg onderschat, en zich rijk rekent met de veronderstelde extra inbreng van de mantelzorgers in de toekomst. Er bereiken ons steeds meer signalen, dat mantelzorgers overbelast zijn. Voor de ontlasting van mantelzorgers zullen afdoende respijtzorgarrangementen beschikbaar moeten zijn. Welke voorzieningen, naast dagbesteding, zijn hiervoor in ontwikkeling? Naar aanleiding van de inbreng van de WMO raad en de Adviesraad Chronisch Zieken en Gehandicaptenbeleid graag duidelijkheid over de eigen bijdrage voor de rolstoel.
Voorzitter, bij meerdere gelegenheid is ons het belang van het keukentafelgesprek op het hart gedrukt. Wij zijn ervan overtuigd, dat het keukentafelgesprek de crux vormt en “de kritische succesfactor” is in het streven om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. Dit verdient dan ook met de nodige waarborgen te worden omgeven. Het keukentafelgesprek dient onafhankelijk en objectief te worden gevoerd. Degene die het gesprek namens de gemeente voert, mag zich op geen enkele wijze laten leiden door budgettaire belangen. Hoe kan dit worden geborgd?
Het keukentafelgesprek dient op basis van gelijkwaardigheid mét en respect vóór de zorgvrager plaats te vinden. De zorgvrager zal vaak niet in staat zijn, om zijn eigen belangen te dienen, en al helemaal niet in geval van een geestelijke beperking. De aanwezigheid van een tweede persoon is eigenlijk van wezenlijk belang om de eigen kracht van de zorgvrager juist te kunnen beoordelen, en daarmee een adequate voorziening te kunnen bieden. Erkent de wethouder dit belang, en ziet zij mogelijkheden om dit in de verordening te verankeren? De in art. 5 gehanteerde formulering “…en waar mogelijk met …. “ laat te veel ruimte om het gesprek (gemakshalve) alleen met de zorgvrager te voeren.
Voorzitter, dan kom ik bij het pgb. Er is tijdens de kamerbehandeling veel te doen geweest over het persoonsgebonden budget. Wat GroenLinks betreft, geeft het pgb invulling aan het belang en behoefte van de eigen regie van een zorgvrager en beschouwt het aldus als een onmisbaar groot goed. In dit verband twee vragen, gericht op de toegankelijkheid van het pbg. Artikel 11, lid 3, van de Wmo-verordening maximeert de hoogte van het pgb. (“De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van …”) Dit levert een extra drempel op voor de toegankelijkheid van het pgb. De maximering tot het maximum van de kostprijs van de goedkoopst-adequate voorziening mag geen absolute grens zijn. Kan dit niet worden ondervangen door een andere formulering., bijv. “als uitgangspunt dient…”
Dan nog zou kunnen blijken, dat de voorgestelde voorziening die wordt gefinancierd uit het pgb duurder blijkt te zijn, dan de zorg in nature. Het pgb mag niet op voorhand worden geweigerd, maar de extra kosten zouden kunnen worden bijbetaald door de aanvrager. Wordt hiermee niet een tweedeling in de maatschappij in de hand gewerkt, waar rijk zich wél en minder rijk of arm zich deze maatwerkvoorziening níet kan veroorloven? Is de wethouder bereid om het pgb zodanig vorm te geven, dat het een gelijkwaardig alternatief is van zorg in nature, en dat mensen geen belemmeringen ondervinden bij het kiezen van een pgb?
Dan de door velen opgestoken waarschuwende vinger voor ongewenste effecten bij de inkoop en aanbesteding van de zorg. Bij de aanbesteding zal de kostprijs van de voorziening een niet onbelangrijke rol spelen. Zorgaanbieders zullen vaak tot het uiterste gaan, om in de race te blijven voor een opdracht. Afgezien van de zorgen over het kwaliteitsaspect (wat een direct risico inhoudt voor de zorgvrager), dreigen kleine zorgaanbieders het slachtoffer te worden van deze concurrentieslag. Hoe denkt de wethouder te kunnen voorkomen, dat de diversiteit van het aanbod verschraalt? In het verlengde daarvan, in die zin dat de kostprijs van zorg in nature de maatstaf is voor het pgb, hoe kan worden voorkomen dat het pgb, praktisch onbereikbaar wordt?
Beleidsplan Jeugdhulp en verordening Jeugdhulp
Veel van de algemene opmerkingen raken de Jeugdwet en hoeven hier niet herhaald te worden. Er wordt ons voorgehouden, dat de transitie op schema ligt en dat de 18 Zuid-Limburgse gemeenten hun zaken tijdig rond zullen hebben. Kan de wethouder dit bevestigen, of is er nog reden om hieraan te twijfelen? De noodzaak van deskundigheid van de beroepskrachten staat buiten kijf. Het beleidsplan, pag. 24, geeft extra gemeentelijke eisen mee waaraan deze beroepskracht moet voldoen. Hoe wordt geborgd, dat deze beroepskracht objectief en autonoom kan opereren en beslissen over de inzet van de jeugdhulp? Het risico bestaat immers, dat de budgettaire kaders een belemmering vormen om tot de meest adequate voorziening te komen?
In de brief van bureau Jeugdzorg wordt aandacht gevraagd voor de handelingsplicht en handelingsverlegenheid. Een nadere uitwerking hiervan zou dit najaar volgen. Wat is hiervan de stand van zaken? Het kan en mag niet zo zijn, zeker niet in noodsituaties, dat hulpvragers tussen wal en schip terecht komen, of van het kastje naar de muur worden gestuurd. Dan met betrekking tot het proces bij zorgmeldingen In crisissituaties kan - net als bij een uitslaande brand - onverwijlde hulpverlening van levensbelang zijn. Hoe wordt dit geborgd? Is er een soort hotline, zoals 112, als directe ingang voor noodhulp? Kan een dergelijke voorziening worden ingericht?
In de verordening, artikel 7, lid 4 is sprake van het intrekken van een beslissing bij vertraagde aanwending budget. Hiervoor staat een termijn van zes maanden. In het voor de Wmo vergelijkbare artikel 15, lid 3, wordt een termijn van drie maanden genoemd. Waarom dit onderscheid? En verdient het niet de voorkeur, uit het oogpunt van rechtszekerheid, om gelijke termijnen aan te houden? Voor burgers is het toch al vaak een doolhof aan regels, en voorkomen moet worden, dat onnodig verwarring ontstaat door onnodig onderscheid.
Voorzitter, ik maak nu de overstap naar het beleidsplan en verordeningen Participatiewet.
Beleidsplan en verordeningen Participatiewet
Met verwijzing naar mijn algemene opmerking, baart het grote zorgen dat de gevolgen van deze wet zich in meervoudig opzicht kunnen wreken. Ik vraag nogmaals aandacht voor (onvoorziene) stapeleffecten, en pleit ervoor, dat hier extra aandacht naar uitgaat. De financiële gevolgen zullen nog meer mensen in de armoede terecht brengen, en door bezuinigingen in de schuldhulpverlening dreigen uitzichtloze en ontredderde situaties te ontstaan.
Vanuit Den Haag is zwaar ingezet op terugdringen van het uitkeringsvolume en op misbruik van regelingen. Wantrouwen regeert, en ook de goedwillende burger moet zich in alle bochten wringen om aan alle soms bureaucratische verplichtingen te voldoen. GroenLinks is alles behalve tegen een vorm van controle om rechtmatig gebruik van regelingen te bewaken, mede ten dienste van de onderlinge solidariteit. In de praktijk zien wij echter vaak voorbeelden, waarin de menselijke maat uit het oog wordt verloren, en stoer met sancties wordt gewapperd. Kan de wethouder aangeven, welk beleid zij voorstaat, en of dat op vertrouwen of wantrouwen is gestoeld? Ook bij het bepalen van enige vorm van tegenprestatie is die grondhouding van de gemeente van belang. Mogen wij ervan uitgaan, dat het instrument wordt ingezet als stimuleringsmaatregel en niet als dwangmiddel?
Het FNV stelt voor om een vertrouwenscommissie of klachtencommissie in het leven te roepen, waar bijstandsgerechtigden met hun vragen of klachten terecht kunnen. Is er op dit punt al actie ondernomen? Hoe zou zich dat kunnen verhouden tot de eerder in mijn inleiding genoemde ombudsfunctie? Een andere opmerking die wij zouden willen maken, wordt ook door het FNV genoemd. Als er financieel voordeel wordt behaald met het te werk stellen van mensen met behoud van uitkering, zou dit ten goede moeten komen aan de bijstandsgerechtigden. Dit uitgangspunt wordt door het college onderschreven. Kan de wethouder bij de voorstellen aan de gemeenteraad uitwerking geven aan dit principe?
Het Sociaal Overleg is het evenals mijn fractie opgevallen, dat er nog geringe aandacht is voor samenwerking met de maatschappelijke en professionele instanties die bij armoede betrokken zijn. In het beleidsplan worden de actuele voorzieningen genoemd. Het is zaak dat er op korte termijn meer en concreter duidelijk wordt, wat we op dit punt mogen verwachten.
PIW betreurt het, dat het taalmaatjesproject niet meer financieel wordt ondersteund. Om volwaardig te kunnen participeren, vormt taal en communicatie een onmisbare basis. In reactie hierop legt het college een verband met het voorkomen van schulden, waarbij voorlichting, cursussen en coaching een rol spelen. Preventie en vroegsignalering staan hoog op de agenda. Wat mogen wij ons daarbij voorstellen?
De verordening individuele inkomenstoeslag moet het wegvallen van de langdurigheidstoeslag compenseren. Van belang is, dat de aanvraagprocedure voor de belanghebbenden duidelijk is. Nieuwe regels, andere procedures: onbekendheid hiermee mag geen struikelblok vormen. Een oproep aan de wethouder, om hier extra aandacht aan te besteden.
Tenslotte wil ik een lans breken voor de positie van de WSW-ers. Vorige week hebben wij tijdens ons werkbezoek bij Vixia mogen ervaren, hoe de medewerkers met hart en ziel betrokken zijn bij hun werk. Een omgeving die hun respectvol benadert en hun gevoel van zelfwaarde bevordert. De toenemende intrinsieke motivatie vertaalt zich in dalend ziekteverzuim en verbeterde productiviteit. Deze mensen verdienen het, om ook in de toekomst in een beschutte omgeving te mogen werken en naar vermogen een bijdrage aan te samenleving te kunnen leveren. Het is een illusie te veronderstellen, dat er voor mensen met een arbeidsbeperking op een overspannen arbeidsmarkt voldoende reguliere arbeidsplaatsen zijn te vinden. Het fenomeen van loonkostensubsidie kan in een enkel geval nieuw perspectief opleveren, maar zal niet de allesoplossende toverformule blijken te zijn. Grote zorgen hebben wij over het effectief aantal te realiseren garantiebanen. Grote zorgen hebben wij over het lot van de Vixia-krachten met een tijdelijk contract. Grote zorgen hebben wij, dat door de Participatiewet de mensen met een arbeidsbeperking, nu en morgen, in de kou komen te staan. Als het aan GroenLinks ligt, dan wordt grote prioriteit gegeven om het lot van deze mensen een beter aanzien te geven. Een oproep aan de wethouder, om alle mogelijke middelen hiervoor aan te boren. Onze steun is verzekerd! Tot zover mijn bijdrage in eerste termijn