Wie de commissievergadering van vorige week heeft bijgewoond, of de notulen daarvan tot zich heeft genomen, is het waarschijnlijk opgevallen dat er over het Participatiebedrijf een aantal vragen onbeantwoord zijn gebleven. Vragen, die door de commissieleden zijn gesteld, maar niet door de wethouder zijn opgepakt of waarvan het antwoord onvoldoende hout sneed.
En helaas is dat beeld symptomatisch voor de wijze waarop deze wethouder met de gemeenteraad en raadscommissie communiceert: geen antwoord, een te laat antwoord, of een antwoord omgeven door grote flarden van mist. Ik kom later in mijn bijdrage terug op het proces, maar wil mij eerst op de inhoud concentreren.
Een half jaar geleden heeft deze raad het raamwerk vastgesteld waarbinnen het zo dringend gewenste transformatieproces van Vixia vorm moet krijgen via de gekozen route van de oprichting van een Participatiebedrijf. Per 1 januari aanstaande startend met de samenvoeging van de werk- en inkomenstaken van de betrokken gemeenten, om spoedig daarna te komen tot integratie van het sw-bedrijf en haar medewerkers. In een nutshell is dat het principebesluit van de raad van juni, en is vandaag aan de orde, of het bedrijfsplan en businesscase nog roet in het eten zou kunnen gooien.
Het is de fractie van GroenLinks er veel aan gelegen, dat na een eindeloos lijkende periode van onzekerheid voor alle betrokken medewerkers, en met de hete adem van steeds rodere cijfers in onze nek, de in gang gezette verandering verder groen licht te kunnen geven. Mijn fractie stemt dan ook in met het voorliggende raadsvoorstel, met daarbij de kanttekening dat grotendeels te baseren op de hoop en de verwachting dat de kwaliteit en het elan van de nieuwe leidersploeg deze verandering tot een succes weet te brengen.
Want als de rationele overwegingen de overhand hadden gekregen, dan had de beslissing – net als in Stein – anders kunnen zijn geweest. De financiële onderbouwing is broos, de risico’s onvoldoende tot uitdrukking gebracht, en op onderdelen heeft mijn fractie bedenkingen. Zo is onvoldoende overtuigend komen vast te staan, dat de integratie van Vixia in het Participatiebedrijf een termijn van drie jaar nodig zou hebben.
Wij achten dat niet in het belang van Vixia, en wensen die termijn dan ook terug te brengen met minimaal één jaar, en dienen daartoe bijgevoegd amendement in dat op bekorting van die termijn is gericht.
Enigszins complicerende factor is, hiervoor te moeten verwijzen naar de besluitvorming van juni 2017, beslispunt 3, waarin is besloten om Vixia per 1 januari 2018 onder te brengen in het Participatiebedrijf. De afwijkende besluitvorming daarover ligt niet meer voor, vandaar deze vorm. Het amendement ziet op toevoeging van een 4e beslispunt: “De juridische samenvoeging van Vixia en het Participatiebedrijf uiterlijk 31 december 2019 af te ronden” en in samenhang met dit amendement hebben wij een motie uitgewerkt, die de stuurgroep ertoe moet aanzetten om dusdanige maatregelen te treffen opdat de directie van Vixia in staat is een sociaal plan op te stellen dat tegemoetkomt aan de individuele rechten van de huidige medewerkers.
Voor het overige is mijn fractie bereid om over de schaduwzijden heen te stappen, en zoals gesteld ons te laten leiden door optimisme en positiviteit.
Dat positivisme kunnen wij echter niet opbrengen voor de rol van de wethouder. In mijn inleiding heb ik al aangekondigd terug te zullen komen op het verloop van het in onze ogen zeer bedenkelijke proces en neem u mee in een korte terugblik en dan kom ik er niet om heen, mijn relaas van vorige week, hier en nu, ten overstaan van de gehele raad, ten dele te herhalen.
Ik roep in uw herinnering, dat ik in de raadsvergadering van juni dit jaar harde woorden heb gesproken. En daar was alle reden toe. Een mega-overschrijding van de begroting, de ontijdige en onvolledige informatie daarover aan de raad, de soap rondom de benoeming van de directeur-bestuurder van Vixia, en het onvermogen om de partners in de Westelijke Mijnsteek te overtuigen van de noodzaak van een gezamenlijke doorstart naar een Participatiebedrijf.
Het was overduidelijk dat de vertrouwensvraag zich opdrong, maar wij hebben daar toen vanaf gezien, en de wethouder een nieuwe kans willen geven. Namelijk, vanuit de ervaring en het besef dat de wethouder er alsmaar niet in slaagde om op eigen initiatief de raad bij tijd en regelmaat te informeren, zijn wij haar via een motie te hulp geschoten met de oproep tot meer activisme en terugkoppeling richting raad. Zo kan er, zo was de gedachte, geen misverstand meer bestaan over de wensen en behoeften van de raad.
En wij stonden in die opvatting niet alleen, want de grootst mogelijke meerderheid van de raad steunde die motie, en gaf daarmee de wethouder een niet mis te verstane boodschap mee en wat is er simpeler dan je in dit lot te schikken, braaf het geplaveide pad te volgen, zeker in de wetenschap dat je al een gele kaart op zak hebt?
Met die stellige verwachting, dat de raad op haar wenken bediend zou worden, gingen we de zomervakantie tegemoet om snel daarna de eerste vruchten van een concept-bedrijfsplan en een concept-business case te mogen proeven. Als lid van de raadswerkgroep had ik de bevoorrechte positie, om in een nog eerdere fase te worden meegenomen in het proces, en was daarom extra hoopvol gestemd over het verloop ervan.
En natuurlijk gaf het ambitieuze tijdpad weinig ruimte voor veel tussentijdse overlegmomenten, immers er zou in de hoogste versnelling moeten worden gewerkt om de verschillende deadlines te halen, maar: afspraak is afspraak, de raadswerkgroep wil in positie zijn, en daaraan dient onverkort de hand te worden gehouden.
Ik herhaal hier graag de complimenten voor het vele en harde werk - weliswaar via een zichzelf opgelegd keurslijf – dat daarbij is verzet, maar het o zo wezenlijke aspect van het betrekken van de raadswerkgroep is vervolgens wel kind van de rekening geworden. De spaarzame overlegmomenten hadden óf weinig concreets, óf de informatie kwam op een zodanig laat tijdstip, dat van echte inbreng van de raadswerkgroep redelijkerwijs nauwelijks sprake kon zijn.
In mijn beleving, ik heb dat ook al eens hardop verzucht, leek de raadswerkgroep allengs een alibi voor de stuurgroep te zijn geworden……
De bejegening van de raadswerkgroep mag dan weliswaar te wensen hebben overgelaten, als dan tenminste richting gemeenteraad maar voldoende respect aan de dag was gelegd.
Niets bleek echter minder waar, want met het verschijnen van het bericht van 28 september, waarin het college meldt te hebben ingestemd met het bedrijfsplan en de financiële onderbouwing voor de oprichting van het Participatiebedrijf werd op navrante wijze blijk gegeven van het niet serieus nemen van de gemeenteraad. De motie om de raad tussentijds in positie te brengen, een tussenstap te zetten, werd doodleuk, bewust of onbewust, overgeslagen en de raad had het nakijken. Een ernstige provocatie van de raad, die al binnen 24 uur tot art. 37-vragen leidde.
Het daarop volgende schriftelijke verweer van het college was nietszeggend en kende slechts argumenten die op geen enkele wijze het voorbijgaan aan de motie kon billijken en evenmin in de commissievergadering van vorige week wist de wethouder nieuwe argumenten aan te voeren, die eventueel wél steekhoudend hadden kunnen zijn. Zij kwam niet veel verder dan excuuswoorden als “druk” en “haast” en “dé zorgvuldigheid”. En juist aan die zorgvuldigheid heeft het apert ontbroken, door de opdracht van de raad te veronachtzamen. Daar komt nog bij, en dat was overigens heel gênant, dat de kwartiermaker haar niet kon bijvallen. De heer Van den Broek gaf namelijk desgevraagd te kennen, dat er voldoende tijd was, en dat hij wel degelijk op de hoogte was van de motie en de piketpaaltjes. Maar dat was niet zijn verantwoordelijkheid. Met die uitspraak laadt de wethouder de verdenking op zich, dat zij de raad niet onbewust, maar willens en wetens heeft gepasseerd.
Kortom, het verweer van de wethouder faalt in alle opzichten. Naïviteit, of een gebrek aan politieke sensitiviteit, of welke andere kwalificatie je daaraan ook kunt meegeven, feit is dat de raad na een nota bene vooraf gegeven ernstige waarschuwing, de eerder verstrekte gele kaart, wederom wordt geconfronteerd met een wethouder die verzaakt. Het moge duidelijk zijn, dat de wethouder vandaag uit een ander vaatje moet tappen, want anders rest mijn fractie geen andere keuze, dan haar reeds aangekondigde vertrek te bespoedigen.
Math de Loo, raadslid